Opgenomen in de speciale Ferron-editie van De Revisor. Letterkundig tijdschrift voor Nederland en Vlaanderen, 2006 nr.4.
Een offer ontleende zijn zin aan een wederkerigheid tussen degene die het offer aanbood en de instantie die het ontving.
Je offerde wanneer je daardoor een gunst retour verwachtte.
De aarde kreeg je eerste veldvruchten, want anders kon zij, beledigd door het ritsen van de ploeg, je oogst schaden. (…)Vandaag de dag is de aarde een Riesentankstelle en de staat een economische grootheid. Daarvoor valt niets te offeren. Het woord en zijn grammatica zijn zinloos geworden. (…)
In Het stierenoffer, dat betrekking heeft op de vrijkorpsen en de NSDAP, en in De keisnijder van Fichtenwald, dat opkomst en neergang van het nationaal-socialistische Duitsland verhaalt, volgt Louis Ferron de schaduwen van Duitsland zonder zich als vanzelfsprekend te identificeren met de overwinnaars.
Ferron krijgt te maken met de taalnood die intreedt zodra je serieus wilt ingaan op de betekenis van deze periode.