In de zomer van 2013 las ik een stuk uit de roman Julie, ou la nouvelle Héloïse van Jean-Jacques Rousseau (1712-1778). Daarin wordt een paradijselijke tuin beschreven. De details omtrent de aanleg en het onderhoud van die tuin dede mij van de ene verbazing in de andere vallen, want deze droomtuin uit 1761 is inmiddels op veel plekken in Nederland werkelijkheid geworden. Voor mijn werk deed ik in diezelfde zomer onderzoek naar het provinciale natuurbeleid. In de beleidstukken, maar ook tijdens bezoeken aan natuurgebieden die een Nederlands Natuurnetwerk moeten worden, vielen mij de overeenkomsten met de tuin van Rousseau in hetoog. Die frappante gelijkenissen hebben een semantische betekenis die ook iets zegt over mij en mijn verhouding tot de natuur.